De bekkenbodem bestaat uit bindweefsel en spieren die aan de onderzijde van het bekken liggen, en die er samen voor zorgen dat de organen in het bekken worden gedragen en aan de onderzijde het bekken afsluiten.
De bekkenbodemspieren bestaan uit verschillende spierlagen die met elkaar samenwerken.
Dat gebeurt voor een deel zonder dat we het in de gaten hebben, maar er is ook een groot deel waar we zelf bewuste controle op kunnen uitoefenen.
Het is niet mogelijk om maar een klein deel zelf aan te spannen.
Het is meer een ‘alles-of-niets’ fenomeen.
Door de bekkenbodem heen lopen bij de man twee ‘buizen’: de plasbuis en de anus.
De vrouw heeft drie doorgangen door de bekkenbodem: de plasbuis, de vagina en de anus.
De plasbuis en de anus hebben extra sluitspieren zodat de blaas en de darm afgesloten zijn voor water en lucht.
Voor een deel zorgen onze hersenen voor deze taak.
De bekkenbodem wordt vaak een hangmat genoemd. Het draagt immers de buikorganen.
De bekkenbodem moet aanspannen om de urine en/of ontlasting op te houden, maar zal ook goed moeten ontspannen om te kunnen plassen of ontlasten.
Maar ook tijdens hoesten of tillen moet de bekkenbodem extra werk verrichten om te zorgen dat de organen op de juiste plaats blijven en dat er geen urine of ontlasting naar buiten komt.
Een goed werkende bekkenbodem zorgt er voor dat:
- u de urine of ontlasting goed kunt ophouden, ook bij hoesten of zwaar tillen
- u windjes goed kunt ophouden
- de organen in het bekken niet uitzakken
- u goed kunt plassen en uw blaas helemaal leegplast
- u goed en volledig de ontlasting kwijt kunt
- u kunt vrijen zonder pijn
Als bekkenbodemspieren niet goed werken kan dat komen omdat:
- de spieren te hoog gespannen zijn (overactief)
- de spieren te zwak zijn
- de spieren niet in staat zijn om op het juiste moment te reageren (verstoorde coördinatie)