Het bijhouden van plas- en ontlastingsgedrag is een klusje waar niemand op zit te wachten. Dat weten we, maar wat we ons niet realiseren is hoe belangrijk het is om dit heel nauwkeurig in te vullen.
Een plasdagboek betekent dus alles meten en invullen wat je drinkt en meten (dus opvangen) wat je vervolgens weer uit plast. Ik heb dat in een blog al een keer besproken.
Maar nu het ontlastingsdagboek, want waarom willen we dat nu toch precies weten? En hoe moet je zoiets invullen?
Als je naar de lijst kijkt die je kunt vinden op profunduminsituut.nl/formulieren zie je heel veel vakjes staan. Er is ook een uitgebreide toelichting bij hoe het in te vullen en een score om aan te geven of je ontlasting vast, hard of waterdun was. Ze noemen die score ook wel de Bristol Stool Scale.
In de lijst vul je ook de momenten in dat je je ontlasting niet kon ophouden……
En hier begint het probleem.
Want het is net als met een huishoudboekje waar je al je uitgaven in opschrijft om tot de ontdekking te komen waar je geld blijft. Dat kan behoorlijk confronterend zijn. Niet erg, want niemand anders ziet het en je kunt zelf werken aan verbetering.
Maar voor je ontlastingsdagboek is dat wel wat anders. Dat vul je niet alleen in voor je zelf, maar vooral ook voor je arts of bekkenfysiotherapeut die je dit gevraagd heeft. Behalve dat ook dit heel confronterend kan zijn is het misschien ook lastig om alles op te schrijven. Wetende wie het moet gaan lezen…….
Als behandelaar zien we vaak dat dagboeken die zijn ingevuld niet overeen komen met de ernst ervan die we in een gesprek hebben kunnen inschatten. Dan blijkt bij nakijken van de lijst bijvoorbeeld dat men veel minder vaak verliest. Gewoon omdat iemand zich niet meer realiseert hoe aangepast het leven al is geworden. Men leeft vaak dichter bij het toilet, onderneemt niet veel meer uit angst om ontlasting te verliezen. En zo kun je je dagboek invullen met weinig ongelukjes.
Wat maakt het uit?
Het is goed om je te realiseren dat het juist belangrijk is om te weten hoe ernstig de klachten zijn om een zo goed mogelijke therapie in te kunnen zetten. De ernst is hierin bepalend. Bij een uitslag van weinig verlies zal dus daar ook de therapie op ingezet worden.
Maar hoe moet het dan?
Het allerbelangrijkste is dat je in de periode van meten een leven leidt wat je zou willen leiden als je geen klachten zou hebben en niet dicht bij het toilet zou moeten blijven. Dat betekent dus dat je in die dagen extra opvangmateriaal zult dragen om eventueel verlies op te vangen. Naar de stad gaat, naar de markt, gewoon wat je anders zou willen doen (als je je dat nog kunt herinneren).
In het multidisciplinaire bekkenbodemteam van het Erasmus MC merken we steeds weer dat bovenstaande niet gebeurt en worden mensen geadviseerd om de klus te herhalen. Gewoon omdat er anders geen zuivere meting is en we met elkaar niet tot de juiste therapie kunnen komen.
Probeer over je schaamte heen te stappen en ga de uitdaging aan op weg naar de juiste therapie voor ontlastingsverlies.
Marijke Slieker